Onbesuisde Willem III kon opmars parlementaire democratie niet tegenhouden

11 minuten leestijd
Koning Willem III
Koning Willem III - Nicolaas Pieneman, 1856

Willem III (1817-1890), koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg (1849-1890) en hertog van Limburg (tot de opheffing in 1866) steekt qua reputatie bij zijn grootvader Willem I, zijn vader Willem II en zijn dochter Wilhelmina af als de minst gunstige monarch in dit rijtje. Ondanks irreële loftuitingen tijdens zijn leven genoot hij weinig populariteit. Willem verzette zich vergeefs tegen constitutionele en maatschappelijke vernieuwingen. En hij riep veel weerstand op door zijn tactloos en opvliegend optreden.

Transformatie

Anderzijds kon hij ook joviaal en hartelijk zijn. Hij was een muziek- en kunstminnend man en ondersteunde beeldend kunstenaars en musici. Zijn belangstelling ging eveneens uit naar technologie, landbouwwetenschap en infrastructuur. Zijn jovialiteit gold vooral vertegenwoordigers van het ‘gewone volk’. Bij de watersnoden van 1855 en 1861 toonde Willem zich zeer betrokken en speelde hij zijn rol van medelevend vorst met verve, en naar men getuigde oprecht.

Willems koningschap is vooral van belang door de periode waarin het viel: een tijd van transformatie naar een samenleving, gekenmerkt door verstedelijking, industrialisatie met alle uitwassen van dien en moeizame democratisering. Een tijd ook van wetenschappelijke en technologische revoluties en conflicten tussen de grote, naburige naties.

Doop Willem III der Nederlanden 27 maart 1817 te Brussel in de Augustijnerkerk
Doop van de latere Willem III in de Augustijnenkerk, Brussel, 27 maart 1817. Matth. Ign. van Bree, coll. Het Loo.

Drift

Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk werd op 17 februari 1817 geboren in Brussel als oudste zoon van koning Willem II en Anna Paulowna, de zus van de Russische tsaren Alexander I en Nicolaas I. Hij woonde in zijn jeugdjaren afwisselend in Brussel en op paleis Soestdijk. In 1834 ging hij studeren in Leiden; hij volgde hier met matige ijver colleges in economie, geschiedenis en staatsrecht.

De relatie met zijn vader, Willem II, was slecht. Volgens Willem II leek zijn zoon iets van de ‘gekte’ van zijn Russische grootvader, tsaar Paul I, te hebben geërfd. Beide mannen waren erg driftig.

Eerste huwelijk

In 1839 trouwde Willem met zijn volle nicht Sophie van Württemberg. Uit dit huwelijk kwamen drie zonen voort: Willem, Maurits en Alexander. Als om de ongeschiktheid van deze verbintenis te illustreren stierven al deze prinsen vóór hun vader; de tweede zoon Maurits overleed al op zesjarige leeftijd.

Sophie van Wurtemberg
Een nog jonge Sophie van Württemberg. Herkomst onbekend.
Ook anderszins was het huwelijk zeer ongelukkig, mede doordat zowel Willem als zijn vrouw nogal impulsief en opvliegend van karakter waren. Ook was het intellectuele niveau van Sophie onmiskenbaar hoger en minachtte zij haar man. In 1842 beklaagde ze zich bij haar schoonvader over Willem, die haar zou dwingen tot ‘schandalige handelingen die de zeden en de waardigheid kwetsen van iedere vrouw’. Willem was ook bepaald niet vies van seksuele ondernemingen buiten de deur. Tevergeefs vroeg Sophie permissie om haar man te verlaten. Pas in 1855 kwam er een overeenkomst en scheidde het paar van tafel en bed. Ook werd vastgelegd dat wanneer Willem ooit afstand deed van de troon, het huwelijk officieel ontbonden zou worden.

Troonopvolging

Na de troonsafstand van zijn grootvader Willem I (1840) was Willem ‘Prins van Oranje’ geworden, een titel die sinds 1815 was voorbehouden aan ‘de oudste zoon des Konings’, de kroonprins dus. Willem II hield zijn zoon echter liefst zoveel mogelijk buiten staatszaken, tot ergernis van de laatste. Na de grondwetswijziging van 1848, die de bevoegdheden van de koning sterk beperkte, liet kroonprins Willem weten dat hij zijn vader niet langer wenste op te volgen.

Johan Rudolph Thorbecke
De liberale staatsman en hervormer Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872). Johan Heinrich Neuman, 1852, Rijksmuseum Amsterdam.
Niettemin schikte hij zich en volgde hij zijn vader na diens dood in 1849 toch op als koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg en hertog van Limburg. De dood van Willem II gaf aanleiding tot een moordgerucht: de kroonprins zou zijn eigen vader hebben omgebracht, toen die hem betrapte tijdens een bandeloos feest op paleis Soestdijk.

Er volgde een moeizame formatie van het eerste ministerie (kabinet) Thorbecke wegens Willems antipathie jegens ‘die professor’. Vanwege de door de koning verfoeide grondwetswijziging, verzette hij zich zoveel mogelijk tegen dit kabinet. Er doken zelfs geruchten op dat Willem III een staatsgreep beraamde. Zover kwam het niet, het bleef tijdens de ontmoetingen tussen beide mannen bij machteloos vertoon. Thorbecke nam volgens een anekdote altijd twee pennen mee, wanneer Willem III iets moest ondertekenen. Eén werd woedend door de koning weggesmeten, waarna hij de tweede gebruikte om toch het verafschuwde document te tekenen.

Katholieke emancipatie

Net als in België aan de vooravond van zijn onafhankelijkheid, vormde zich in Nederland een ‘papo-liberaal’ bondgenootschap. De katholieken steunden Thorbecke, omdat hij gelijkstelling voor de wet van alle religies voorstond. In principe waren de katholieken sinds de Franse tijd gelijkberechtigd, maar alle machtsposities bleven in protestantse handen en de koning had de bevoegdheid om pauselijke bekendmakingen vooraf goed te keuren. Het leidde in 1853 tot de katholieke emancipatie. De nieuwe grondwet maakte het voor de militante paus Pius IX mogelijk om na meer dan tweehonderdvijtig jaar over te gaan tot herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Hij deed dit met de bul Ex Qua Die.

De koning stelde zich openlijk aan de kant der protestanten, die met hun ‘Aprilbeweging’ in verzet kwamen. Herstel van de bisschoppelijke hiërarchie maakte de koning volgens de Utrechtse hoogleraar Vreede tot slaaf van de paus. Op 21 maart 1853 besloot de Utrechtse hervormde kerkenraad tot een ‘adres’ aan Willem, met het verzoek om te voorkomen dat iemand de titel van bisschop kon aanvaarden. Het door 51.000 mensen ondertekende adres werd op 15 april 1853 in Amsterdam aan Willem aangeboden tijdens een openbare audiëntie; hij nam de petitie met genoegen aan en weigerde het door de regering opgestelde, neutraal-afwijzende antwoord uit te spreken. Willem leverde daarentegen een gloedvolle rede af, waarin hij beweerde dat…

…deze gewichtige dag de banden tusschen Nederland en het Huis van Oranje nog vaster had aaneen gesnoerd.

Val van het kabinet

Joannes Zwijsen
Fotoportret van Joannes Zwijsen (1794-1877), bisschop van ’s-Hertogenbosch en eerste aartsbisschop van Utrecht na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie.
Dit was schending van de grondwet en de regering Thorbecke bood haar ontslag aan. Velen meenden dat Willem III de zaak doelbewust had aangegrepen om zich van Thorbecke te ontdoen. Katholieken spraken van een poging tot staatsgreep door de koning.

In klein comité veroorloofde Willem zich nog onbesuisdere uitspraken. Aan de minister van Oorlog zou hij hebben voorgesteld Rome vanuit zee te bombarderen. Toen men hem zei dat Rome niet aan zee lag, stelde Willem een beschieting van Rome’s haven Citavecchia voor. Uniek was het niet, de koning opperde ook om Schiedam te bombarderen, na broodrellen in 1854. Ook wilde hij eens het Binnenhof belegeren en een aantal ministers executeren.

‘Vermomd’ als kolonel

Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie ging gewoon door; Nederland werd een kerkprovincie met vijf bisdommen: Utrecht, Haarlem, Breda, ’s-Hertogenbosch en Roermond. De roomse vrijheid had nog beperkingen: klerikale kleding was alleen in de kerk toegestaan en openbare processies bleven taboe. Ook konden de bisschoppen van Utrecht en Haarlem zich nog jarenlang niet in de stad van hun zetel vestigen.

Willem III bracht in september 1853 een officieel bezoek aan de stad Utrecht, maar vreesde de mogelijkheid van een oproer of aanslag in deze brandhaard van de Aprilbeweging. Hij ging daarom niet gekleed als generaal zoals gewoonlijk, maar als infanteriekolonel en was op enige afstand niet van andere officieren te onderscheiden. Generaal Weitzel schreef in zijn dagboek: ‘Hij reed ook niet vooruit, zoo als gebruikelijk is, maar liet zich geheel omringen door den zwerm van zijne adjudanten.’

Afschaffing slavernij en doodstraf

In 1857 kreeg de onderwijswet van Van Rappard zijn beslag. Uitsluitend het openbaar onderwijs werd gesubsidieerd; het moest neutraal zijn en toegankelijk voor kinderen van elke godsdienstige gezindheid. Twee jaar later schafte het tweede kabinet Thorbecke (1862-1866) de slavernij in Oost-Indië af, in 1863 die in West-Indië. En, hoe oerconservatief de koning ook was, hij had van jongs af aan een hekel aan het instituut van de slavernij gehad. Dat gold in veel mindere mate voor de doodstraf. Weliswaar liet Willem enkele malen een terdoodveroordeling omzetten in gevangenisstraf, maar in een woedeaanval had hij ook aangekondigd om James Loudon, in 1861/62 minister van Koloniën, ‘tusschen de bajonetten van den Hoogen Raad’ te laten terechtstellen.

Een plantage in Suriname
Een plantage in Suriname, ca. 1860. Gerard Voorduin, ‘Gezigten uit Neerland’s West-Indien’, 1860-1862, Rijksmuseum Amsterdam.

In 1863 kwam eveneens de wet op het middelbaar onderwijs tot stand, met nieuwe schooltypen als de HBS, de landbouwschool en de polytechnische school. Het kabinet viel echter in 1866 wegens een conflict over het Cultuurstelsel.

Luxemburgse kwestie

De koning mengde zich in 1866 in de verkiezingen met een rood-wit-blauwe proclamatie die bij de stembriefjes waren ingesloten, en waarin hij verzocht de kant van het conservatieve minderheidskabinet Van Zuylen van Nijevelt te kiezen. Het kabinet bleef inderdaad aan, maar de liberalen behielden de meerderheid. Het jaar daarop ontrolde zich onder hetzelfde kabinet de Luxemburgse kwestie, een diplomatiek conflict tussen Frankrijk en Pruisen over de verkoop van Luxemburg. Willem III stond onder druk om Luxemburg aan Frankrijk te verkopen, hetgeen tot oorlog kon leiden. Nederland zwichtte voor Pruisen en Luxemburg bleef onafhankelijk. De affaire leidde tot de val van de regering Van Zuylen van Nijevelt.

Luxemburgse kwestie spotprent (1)
Spotprent over de voorgenomen verkoop van Luxemburg aan Frankrijk. Kladderadatsch, 14 april 1867.

Transitie van Nederland

Dankzij de grondwetswijzigingen veranderde Nederland van een autoritair geregeerde staat in een parlementaire democratie. Wel met beperkingen: algemeen kiesrecht was nog niet aan de orde. Moderne politieke partijen kwamen op. Zoals in 1879 de calvinistische Anti-Revolutionaire Partij, opgericht door de latere minister-president Abraham Kuyper, een tamelijk onverzettelijke figuur, die een jaar later ook de Vrije Universiteit stichtte. In 1886 leidde hij de Doleantie in de hervormde kerk, die leidde tot de oprichting van de Nederduits Gereformeerde Kerk.

De industrialisatie kwam eindelijk van de grond, met als gevolg enerzijds de ontplooiing van het grootkapitalisme en anderzijds de nieuwe misère van een snel groeiend industrieproletariaat. Dit bestond vooral uit ontwortelde plattelanders, bij wie ideeën ontstonden over meer sociale rechtvaardigheid en onder een minderheid zelfs een revolutionair socialisme. In 1881 werd de zeer rode Sociaal-Democratische Bond opgericht.

Kinderwetje

Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Ferdinand Domela Nieuwenhuis in 1886
Velen beseften dat ongebreideld liberalisme gevaarlijke sociale gevolgen opleverde, zeker toen zich in 1873 een malaise in de wereldeconomie aftekende die ruim twintig jaar zou duren, terwijl zich in 1878 ook een agrarische crisis ontvouwde. Er kwamen initiatieven op het terrein van de sociale wetgeving, met als eerste product het Kinderwetje van Van Houten uit 1874. De eerste socialist in de Tweede Kamer was Domela Nieuwenhuis (1888).

Ook het grootwinkelbedrijf deed zijn intrede. De Bijenkorf begon zeer bescheiden in Amsterdam (1870), net als Vroom en Dreesmann (1887). Voorloper was de legendarische, in 1912 opgeheven Winkel van Sinkel, gestart als stoffenwinkel van de Duitser Anton Sinkel aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Je kon er alles krijgen: ‘Hoeden en petten/ En damescorsetten/ Drop om te snoepen/ En pillen om te poepen’.

De Winkel van Sinkel in Utrecht - cc
De Winkel van Sinkel in Utrecht (CC BY-SA 3.0 – CumulusNL – wiki)

Infrastructuur, communicatie, elektrisch licht

Verbeteringen aan de infrastructuur gingen gestaag voort, getuige de opening van het Noordzeekanaal in 1876. Ook het spoornet werd uitgebreider, zelfs Het Loo kreeg in 1876 een eigen spoorverbinding. Nieuwe communicatiemiddelen als de telegraaf en de telefoon kwamen op. Als eerste stad in Nederland kreeg Amsterdam in 1881 zijn telefooncentrale. Elektrische straatverlichting werd het eerst gerealiseerd in Nijmegen (1886); pas een decennium voordien had het gaslicht binnenshuis de olielampen en kaarsen verdrongen. Amsterdam had onder Willem II in 1846 straatverlichting op gas gekregen.

Het woord ‘fiets’ voor de nog onpraktische rijwielen dook op en de fotografie maakte een grote opmars; Willem III was de eerste Nederlandse vorst wiens aangezicht op deze manier werd vastgelegd. De transitie en urbanisatie van Nederland gingen gepaard met een gestage, steeds snellere bevolkingsgroei: van drie miljoen inwoners in 1850 tot vijf miljoen in 1900.

Koning Gorilla

Het vaak onbeschofte gedrag van de koning ging intussen voort. Onder het merendeels Oranjegezinde Nederlandse volk daalde Willems populariteit met het verstrijken der jaren aanzienlijk, hoewel zijn vijfentwintigjarig jubileum in 1874 groots werd gevierd met festiviteiten, monumenten, gedenkpenningen en meer.

Omslag van ‘Uit het leven van koning Gorilla’ op de website van ProRepublica
Omslag van de beruchte brochure over ‘koning Gorilla’, 1887
Het dieptepunt van Willems imago was het uit socialistische kring stammende pamflet Uit het leven van koning Gorilla (1887), een bundeling van stukken uit het door Domela Nieuwenhuis geredigeerde blad Recht voor allen. De bijnaam was een jaar tevoren geïntroduceerd in ditzelfde blad. Al veel eerder waren er periodieken, zoals het in 1854 opgerichte satirische weekblad Asmodée, dat alle perikelen aan het hof en rond de figuur van de monarch met groot en venijnig plezier wereldkundig maakte.

Uit het leven van Koning Gorilla stond onder redactie van publicist Sicco Roorda van Eysinga. Hij was in Montreux de buurman van de koning, die aan het meer van Genève een villa had gehuurd. Roorda zat hier als het ware op de eerste rang. Zo trok Willem op het balkon van zijn villa in de zomer van 1875 meermalen zijn kamerjas wijd open, om zijn private delen aan de opvarenden van passerende boten te tonen. Toen lokale bestuurders protest aantekenden dreigde de briesende koning met het zenden van een paar honderd mariniers, hetgeen op een oorlogsverklaring zou zijn neergekomen.

Gevangenisstraffen

In 1886, ook het jaar van het beruchte Palingoproer in Amsterdam, kreeg Domela Nieuwenhuis een jaar gevangenisstraf opgelegd wegens majesteitsschennis, waarvan hij in 1887 acht maanden uitzat. De jonge socialist Alexander Cohen, corrector bij Recht voor Allen, onderging hetzelfde lot. Tijdens een intocht van Willem III in Den Haag op 16 september 1887 schreeuwde hij: ‘Leve Domela Nieuwenhuis! Leve ‘t socialisme! Weg met Gorilla!’. Hij werd hierop veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.

Als ansicht verspreidde foto van Willem III en Emma.
Als ansicht verspreidde foto van Willem III en Emma.

Koningin Emma

De mannelijke troonopvolgers was het slecht vergaan. Met zijn oudste zoon Willem had Willem III een moeizaam contact; hij wilde zonder toestemming van zijn ouders trouwen met Mathilde gravin van Limburg Stirum en vertrok gefrustreerd naar Parijs, waar hij in 1879 onder onduidelijke omstandigheden overleed. De andere zoon Alexander, behept met een zwakke gezondheid, leidde een teruggetrokken bestaan en overleed in 1884 aan vlektyfus.

Emma op reclamekaart
Koningin-regentes Emma op een reclamekaart van de Amsterdamsche Stoom, Wasch- en Strijkinrichting Blom van Weezel, 1890-1898.
Jaren voordien was Willem al op zoek gegaan naar een nieuwe vrouw om de troonopvolging veilig te stellen. In Duitsland kwam hij terecht bij Emma van Waldeck-Pyrmont. Hij huwde in 1879 met deze, liefst eenenveertig jaar jongere bruid. Zij bleek een goede invloed op de koning uit te oefenen, waardoor zijn reputatie in latere jaren en ondanks de Gorilla-affaire enigszins verbeterde.

Wilhelmina

Op 31 augustus 1880 werd prinses Wilhelmina geboren. Er gingen geruchten dat koning Willem III niet haar vader was, omdat hij op hoge leeftijd niet meer vruchtbaar zou zijn in verband met een besmetting met syfilis. Bewijs is hier overigens nooit voor geleverd. Volgens deze verhalen was er vanwege Willems onvruchtbaarheid gezocht naar een geschikt persoon die het voortbestaan van de troon kon garanderen. Als biologische vader van Wilhelmina werd onder anderen Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz genoemd, de adjudant van de koning. Nadat het overlijden van haar halfbroer Alexander werd Wilhelmina officieel kroonprinses.

Willem III op zijn sterfbed
Willem III op zijn sterfbed. Tek. Pieter Josselin de Jong. Kon. Verzamelingen, Den Haag

Overlijden

Willem III zou in zijn laatste levensjaren dement zijn geworden en bracht deze periode door op paleis Het Loo. Hier overleed hij op 23 november 1890. Zijn overlijden wekte geen opvallende golf van rouw onder de bevolking. Omdat Wilhelmina bij zijn overlijden nog minderjarig was, werd Emma koningin-regentes tot Wilhelmina’s achttiende verjaardag.

Dankzij Emma verbeterde de populariteit van het Nederlandse koningshuis in de jaren daarna gestaag. Het publieke imago werd onder haar toezicht nauwlettend gerepareerd met het stijfsel van fatsoen en plichtsbetrachting. Willems soms de grens van sadisme overschrijdende behandeling van het hofpersoneel leidde mede tot een andere organisatie van het hofleven na zijn dood.

Kort hoorcollege van Maarten van Rossem over Willem III

Bronnen

– Dennis Bos (red.), Willem III, Koning Gorilla (Soesterberg 2002).
– Dianne Hamer, Sophie, koningin der Nederlanden (Hilversum 2011).
– J.G. Kikkert, De drie Oranjekoningen: Willem I, Willem II, Willem III (Soesterberg 2010).
– J.G. Kikkert, Koning Willem III (Utrecht 1990).
– Jan J.B. Kuipers, Willem III. De weerspannige koning (Zutphen 2017).
– Dik van der Meulen, Koning Willem III 1817-1890 (3e dr., Amsterdam 2014).
0
Reageren?x
×